Mailwisseling Mensenwerk in Fact deel 15 – John en Roland

Dag beste huisvader en specialist in menselijke oplossingen voor burgers in psychische nood,

Bedankt voor je fijne gave om overal de humor van in te zien! Zo was er een cliënt samen met zijn hond op gesprek bij jou, die had gezegd dat zijn hond ook suïcidaal was. Jij had gezegd dat je dat ook kon zien want de hond had al een band om. De cliënt vond dit zo grappig dat hij deze anekdote wel tien keer aan mij vertelde. Hilarisch! In mijn schrijven aan jou heb ik niet zo veel humor laten zien terwijl dat in mijn dagelijks werk zo belangrijk is. Dit komt denk ik omdat het schrijven voor mij leven of dood is. Ik hecht er veel waarde aan de realiteit van het hebben van een psychische kwetsbaarheid goed te beschrijven. Het leven met een psychosegevoeligheid kan heel zwaar zijn. Gelukkig zijn er wel veel momenten in de contacten met anderen waarin humor een belangrijk deel heeft. Suïcidaliteit bespreken is daar één van. Omdat het bespreken heftig kan zijn, maak je dan de ruimte voor humor in een menselijk gesprek. Iemand zegt dan: Ik heb vandaag weer langs het spoor gelopen, maar ik vond het zo warm, dus heb ik maar een soft ijsje gehaald! We lachen samen. Ook was hij van plan een advertentie bij de Albert Heijn op te hangen om aan cyaankali tabletten te komen. Weer lachen we. Het accepteren van de gedachtes aan de dood is belangrijk door ze uit te spreken met humor. De alledaagse dingen die gewoon doorgaan te benoemen kunnen het zware van de suïcidewens oplossen. Dat is de waarde van humor en de creativiteit van de geest door juist die levensdrang te voelen die er ook is. Maar op belangrijke momenten luister ik vooral heel aandachtig en geef ik aan het levensverhaal en de lijdensdruk van de ander te herkennen en erkennen.

Bij problemen van mannen omtrent hun libido geeft dit lijden veel last. Het doet iets met het zelfbeeld en het op kunnen bouwen van een (seksuele) relatie met een partner. Ik blijf het vreemd vinden dat de farmaceutische industrie nog geen antipsychotica heeft ontwikkeld die dit probleem omzeilt. Hierover ervaringen delen op een positieve, humoristische manier verzacht het probleem zeker en de ander voelt zich gehoord. Als ik dan bijvoorbeeld gewoon vertel dat die van mij ook slapper is dan vroeger, is het ijs gebroken en voelt die ander ruimte om te delen waar hij mee zit. Het is dan opmerkelijk dat de cliënten zo veel vertellen over deze intieme persoonlijke kwestie wanneer ik zeg dat ik er ook mee worstel. Het gesprek wat volgt zit vol humor. Door het delen van hun persoonlijke ervaringen laten de cliënten merken zich door mij niet zo alleen of afwijkend te voelen. Ik neem de anderen zeer serieus en ik laat ook zien dat de ander daardoor niet minder is. Het is zaak te kijken naar oplossingen bijvoorbeeld door een gesprek met de psychiater. Of leg ik dan de last te veel bij de medici, Roland?

Humor en menselijkheid kan ook de geladenheid en boosheid van een ander doorbreken. Jaren geleden toen we in een ander pand zaten, was de deur altijd op slot en maakte het personeel die deur open na het aanbellen van de cliënt. Op een keer zag ik buiten de deur iemand staan die duidelijk verhaal kwam halen en onder invloed leek. Ik zei tegen hem achter de gesloten deur dat hij niet naar binnen mocht komen. Hij werd nog bozer. Vanuit mijn naïviteit gaf ik aan dat ik naar buiten zou komen om met hem te praten. We raakten in gesprek dat hij ruzie had met iemand en de casemanager wou spreken die deze man begeleidde. Ik zei dat die er niet was en dat dit ook niet kon. Hij drong aan maar ik gaf weer aan dat het niet kon. Ik vroeg of hij koffie wilde want het was een beetje fris buiten. Toen ik weer naar buiten kwam voelde ik al dat zijn geladenheid was gezakt. Met twee koffie kwam ik bij hem aan en we raakten weer in gesprek. “Het is hier net een terras want je wordt bediend!”, zei ik en hij moest lachen. Ik vroeg of hij hulp kreeg van iemand en hij gaf aan onder een team van bemoeizorg te vallen. “Zal ik die bellen, dan pak ik even mijn telefoon binnen?”, opperde ik. De teamleider stond in de hal en vroeg of het goed ging of dat hij moest helpen? Ik gaf aan het wel alleen te kunnen. De cliënt maakte even later buiten telefonisch een afspraak met zijn begeleider van bemoeizorg en hij ging weg. Pas later had ik door, dat ik gered was door mijn naïviteit en humor en daardoor goed kon aansluiten bij de cliënt. De teamleider zei achteraf dat deze persoon bekend was met veel agressie.

Achteraf denk ik, hoe heb ik dit zo kunnen doen met zo’n grote agressieve sterke vent? Ik heb zelf geen sterke gespierde armen maar meer kippenvleugeltjes! Haha. Eén klap en ik lig om, dat weet ik zeker. Het is het moment denk ik, dat ik pakte in al mijn onbezonnenheid. Ik weet ook niet hoe anderen mij zien. Maar als ik mezelf zie: als vijftigjarige, alleenstaande man, kalend met een grote neus, brildragend, doof aan één oor, een platte kont en beginnend rond buikje, al rokend met gele nicotinevingers, een psychiatrische cliënt met een trage Charlie Chaplin loopje. Dan moet ik daarom lachen. En ik denk, ik zou mezelf wat vaker minder serieus moeten nemen!

Zoals je merkt Roland kun je met humor veel negatieve ervaringen omzetten in positieve. Humor is een grote universele kracht. Dat jij dit ook vaak doet in je contact met cliënten vind ik geweldig!

Jij stelde me nog een vraag in de vorige mail. Hoe cliënten soms terugkomen op het feit dat in hun psychotisch gekleurde herinnering ze vinden dat de hulpverlener niet goed heeft gehandeld. Ik heb dit al vaak meegemaakt. De ander geeft aan mijn hulp anders uit te leggen dan dat ik die heb gezegd of bedoeld. Ik voel me daarbij een beetje gepakt maar het is zoals het is. Ik laat dit gaan om de vrede te bewaren. Ik denk dat het niet helpend is om hier tegenin te gaan dat maakt het te complex. Ik laat het dan los door mijn mening of beleving over deze situatie aan de andere niet te geven. Dit kan misschien later, want dat heeft nu toch geen zin. Ik weet niet hoe ik anders moet handelen. Dit heeft er wel voor gezorgd dat ik het contact met verschillende cliënten verloren heb en dat vind ik jammer.

Verder hebben de tanden van de Siberische tijger mij wel te pakken gehad de laatste tijd, Roland! Ik vertelde je over mijn lichamelijke klachten. Ik was dus bij de huisartsenpost geweest maar de arts kon niets vinden. Het deed pijn. Het leed was nog niet geleden en toch ben ik later weer naar de tandarts en huisarts gegaan. Ik moet denken hoe het voor veel cliënten voelt wanneer er wachtlijsten zijn en ze rondlopen met hun klachten. Zeker in de GGZ. Hoewel de zorg er wel is, moet je assertief zijn want de inzet van goede zorg is juist wel schaars. Ikzelf zag de bui al hangen een psychische klap hierdoor te krijgen. Het managen en omgaan met lichamelijke en psychische klachten vind ik een zware dobber. Maar er was nog iets. Ik had gelijktijdig een hele drukke week op het werk met ook vergaderingen na het werk. Want het FACT-congres op 22 september in Tilburg, waar wij ook als duo in het programma zijn opgenomen, komt eraan. Verder was er het symposium van de Week van de Psychiatrie, waar ik een verhaal voordroeg uit mijn boek Psychose. Kortom druk, druk! Ik had mijn psychiater voor de zekerheid gevraagd om een doosje tranquilizers voor te schrijven want ik was bang dat ik het niet zou redden. Het grappige is dat de psychiater mijn mail niet had gezien waardoor ik het doosje pas de week na al die drukke dagen op kon halen. Dit was een belangrijk feit voor mij dat alles was gelukt zonder extra medicatie. En het doosje is nog steeds dicht. Ik ben dus sterker dan ik dacht! Wel was het zo dat ik na al deze drukte heel het weekend lekker thuisbleef met niets doen.

Het is zoals jij aangeeft in de laatste zinnen van jouw mail: de balans houden is belangrijk. Ik heb een engeltje op mijn schouder en daardoor is dit mij de laatste periode toch weer gelukt!

Tot gauw weer op het werk.

Grote lentegroetjes John

 

———————

Ha John, man van open- en eerlijkheid,

Wat vind ik dit een enorm spannende bijdrage om op te reageren. Voor het eerst eigenlijk gaan er belletjes in mijn hoofd rinkelen die me een soort waarschuwing willen geven. Hoe verhoud ik me op wat jij inbrengt over mijn rafelranden-humor? Maar onze mailwisseling draait om openheid, over alles kunnen bespreken met elkaar, juist ook als het schuurt, dus ik kan alleen maar blij zijn met je oprechtheid.

Laat ik uitleggen wat ik zo spannend vind. Je noemt het voorbeeld van die cliënt die vertelde dat zijn hond ook suïcidaal was. Dat herinner ik me nog. Ik keek die viervoeter aan, grote puppy-oogjes, een mooi bandje om zijn nek, strak aangelijnd. John, ik zweer het je, ik zag ineens alleen nog maar een strop en besloot die grap te maken. Ik wil me er niet achter verschuilen, want het is wie ik ben: in mijn hoofd kunnen dingen opborrelen waar zelfs een groepje kaartende duivels stil van zou vallen. Iets mild provocatiefs vaak, zonder kwaadaardigheid, maar met als doel altijd maar iets in beweging willen brengen tussen mensen. Daar geloof ik ook nogal in, beweging boven stilstand, wat een positief etiket is voor de naakte waarheid: ik moet alle zeilen bijzetten om dat gevoel van ‘als er niks gebeurt’ in een gesprek te verdragen. Gedurende mijn psychiatrie opleiding is me tijdens urenlange psychotherapie-supervisie geduldig uitgelegd hoe ik toch ook echt een dergelijke ‘gespreksrust’ moet kunnen verdragen. Hoewel ik geleerd en ervaren heb dat daar inderdaad een enorme kracht achter schuil kan gaan, is dat niet mijn sterkste kant gebleken.

In mijn werk als sociaal psychiater zijn deze prikkelende breekijzer-gedachten soms een lastig, maar gelukkig veel vaker een fantastisch instrument. Ik ben niet zo heel impulsief, dus als ik donkere humor inzet is het meestal goed doordacht. In dit geval was dat zeker zo. Ten eerste wil ik echt gezegd hebben dat een dergelijke opmerking niet los gezien kan worden van de context van het gesprek en de wetenschap dat ik deze cliënt ontzettend goed ken. De cliënt vond ik niet suïcidaal.  Voor sommige mensen is het uitspreken van suïcidaliteit een manier om te zeggen: heb wat extra aandacht voor me. In zijn geval, niet geheel onbelangrijk, zag ik geen enkele koppeling met een -verhoogd- suïcide-risico. Ten tweede is cruciaal dat dat deze cliënt mijn betrokkenheid voelt en waardeert, mijn manier van werken, anders gezegd, zo’n opmerking komt niet los uit de lucht vallen, maar ‘past’ in wat wij samen als waardevol behandelcontact hebben opgebouwd en hoe hij mij heeft leren kennen. Hij moest onbedaarlijk hard lachen, het was een heel grappig moment, zijn hondje ging meteen kwispelen, ik geloof dat ik daar ook nog eens op gewezen heb, zo van ‘kijk, met hem gaat het ook weer een stuk beter’. Mijn grap was het laatste puzzelstukje in een prima verlopend gesprek.

Maar toch hè John, door jouw inbreng ben ik er opnieuw over na gaan denken. Stel nou dat deze cliënt zich toch suïcideert? Of stel nou dat je een nabestaande bent van iemand die onder mijn behandeling tot zelfdoding is gekomen, en nu leest dat de psychiater vindt dat over dit onderwerp best een grap kan worden gemaakt? Ik voel de gêne dan opkomen tot ver in mijn nek. Begrijp je hoe dit ook enorm kan schuren en hoe spannend ik het vind hierover te schrijven? Terwijl ik het ook zeer met je eens ben dat humor, of beter gezegd relativering in een soort hyperbool-vorm belangrijk is in ons werk, om daarop over te kunnen schakelen als de situatie het toelaat of daar om vraagt. Zeker ook in jouw voorbeeld van oplopende spanning. Hoewel in dergelijke situaties wel alles precies moet kloppen, heb ik -moedige! – verpleegkundigen op een afdeling met regelmaat hun mensenkennis, intuïtie en vakmanschap zien versmelten tot een balans van relativering en humor die oplopende spanning deed slinken als een leeglopende ballon.

Met de wijsheid van achteraf vraag ik me dus toch af of zwartgallige humor en suïcidaliteit bespreken wel hand in hand kunnen gaan. Nee denk ik dus, als slotsom, wel een gelukje dat deze cliënt er met jou op een positieve manier op terugkomt. Ik kan zeker ook niet beloven dat zoiets niet nog een keer zou kunnen gebeuren, het blijft voor mij soms koorddansen. Ik zie het als een kracht dat ik mij als persoon wil laten zien in de behandelrelatie, maar dat is ook een soort ‘package deal’ natuurlijk: hoe minder afstandelijk ik contact maak, hoe dichter ik langs de rafelrandjes loop van ‘opzwepende’ opmerkingen of humor die mij als individu markeren en me passen als een zijde handschoen. Maar liever val ik een keertje naar beneden, dan hulp te verlenen op een voor mij te weinig persoonlijke manier, waardoor ook de eigen humor en creativiteit van de mensen waar wij mee mogen werken niet wordt geprikkeld of aangeboord. Dat vind ik namelijk ook herstelgericht werken: om iemand liefdevol weer in de kracht van die menselijke kwaliteiten terug te duwen.

Belangrijk is denk ik dat je kan vertrouwen op je intuïtie en mensenkennis. Want natuurlijk zijn er ook cliënten bij wie humor en relativering helemaal niet aanslaan, daar houd ik dan rekening mee, ik bijt een keer extra op mijn tong. Maar ook zij zien graag ‘een andere kant’ van hun psychiater, zoals vorige week maar weer eens bleek. Een cliënte had het gedicht gelezen dat ik op jouw verzoek had geschreven voor ‘de Piramide’, een cliëntenblad van onze instelling dat de verbinding zoekt tussen cliënten, naasten en medewerkers. Toen we hierover doorspraken bleek dat een ijsbreker te zijn, van het ene op het ander moment kreeg ons contact veel meer menselijke diepte, een diepte die ik niet eerder had ‘durven’ zoeken bij haar. Plots toonde zij ook een humor die ik niet eerder aan haar had toebedeeld. Zo zat mijn intuïtie er bij deze dame toch flink naast. Humor is ook een heel apart verschijnsel: ergens is het een schild, iets afkerigs, een manoeuvre om de aandacht van iets af te leiden of een zetje te geven aan oplopende spanning, maar evenzeer nou juist ook een magneet van verbinding, samentrekking, en een manier om middels ‘warp-speed’ te komen tot een gevoel van saamhorigheid.

Wat bewonder ik je voor je openheid. Ik snap heel goed dat er cliënten zijn die zich begrepen voelen als jij prozaïsch spreekt over dat die van jou ‘ook slapper is dan vroeger’, maar het is een voorbeeld van self-disclosure die mij een stap te ver gaat. Misschien zijn hier onze verschillende rollen ook wel onoverbrugbaar. Jij hebt ervaring met de akelige medicijnen die dit soort bijwerkingen geven en bent dus bereid daarover ook te spreken. Ik zeg maar eerlijk dat ik blij ben dat ik me -laf!- kan verschuilen achter mijn doktersrol en door de cliënten gevraagd wordt hierover vooral oplossingsgericht mee te denken. Het doet me goed dat het overgrote deel van de cliënten daar vrij gemakkelijk over spreekt met mij. Een generatie terug was dat heel anders denk ik. Over humor gesproken, soms schrijf ik een Viagra-achtig middel voor en ik ben wel eens speciaal gebeld door een cliënt om me te bedanken voor een geweldig mooie avond en de afsluitende opmerking ‘dat moet je zelf zeker ook een keer proberen!’. Hoe hartverwarmend dat er cliënten zijn die mij in ieder opzicht het beste gunnen, meer kan een psychiater toch niet wensen.

Tot snel weer! Roland