Mailwisseling Mensenwerk in Fact deel 29 Roland en John

John, herstelkunstenaar,

nu onze jongste dochter de eindexamenperiode in gaat, borrelen er bij mij flarden op van leerstof uit mijn eigen schooltijd. Bijvoorbeeld over hoe ik voor het eerst iets las over de werking van een hersencel. Zo’n celletje krijgt allerlei stimulerende en remmende signalen binnen. Als de optelsom van dit immer voortdurende krachtenspel boven een bepaalde ‘drempelwaarde’ uitkomt, dan is er geen weg meer terug. De zenuwcel komt in actie en gaat -zoals dat zo mooi heet- ‘vuren’. De menselijke psyche, een heel mensenleven zelfs,  werkt eigenlijk volgens hetzelfde mechanisme. Ik laat aan de filosofen over of dat een toevalligheidje is.

Later leerde ik op de universiteit in veel groter detail hoe zo’n zenuwcel precies tot actie komt. Allemaal heel biochemisch. Vanzelfsprekend kan ik me daar eigenlijk niks meer van herinneren, maar ik troost me met de gedachte dat ik die verloren kennis nog nooit gemist heb in mijn werk als psychiater. Mijn dochter wijst me maar al te vaak op iets soortgelijks, met haar eindexamens in aantocht. Waarom, verzucht ze keer op keer, moet ik al die kennis opdoen over zaken waar ik later ‘helemaal niks nada aan heb’. Ik ben dol op het kleurrijke puberbrein dat nog zo lekker stellig kan ‘vuren’ zonder die soms grijze nuance van mensen met meer levenswijsheid. Ik denk ineens: zouden ook haren daarom, in lijn met de menselijke gedachtewereld, wat grijzer worden in de loop van het leven? Ook dat vraagstuk laat ik maar even over aan de filosofen.

Mij sprak de werking van een hersencel meteen aan. Dat is te zeggen, ik vond dat beeld van ‘vurende’ cellen mooi evenals het Engelse woord voor drempelwaarde, de zogenaamde ‘treshold’. Zo simpel zit mijn brein dus in elkaar, één mooi beeld, één mooi woord en ik ben de drempel van interesse over. Even een iets breder kader. Wat is, op zoveel verschillende vlakken in het leven de echte drempel, de ‘treshold’ die het werkelijke verschil maakt? Is het terecht dat een eindexamenkandidaat op één tiende na de diploma-drempel niet haalt? Welke drempel moet mijn dochter overstappen om haar echt volwassen te kunnen noemen? Want er is geen weg terug naar de puberteit. Welke drempel is nodig om een huidcel te laten woekeren tot een zich volledig in het lichaam uitzaaiende gezondheidsramp. Tenslotte eentje waar ik wakker van kan liggen: welk onzichtbare zetje is de finale drempel die een suïcidale cliënt neemt om van een flat af te stappen?

Hele onzinnige vragen zou je ook kunnen zeggen, want in al deze voorbeelden speelt, analoog aan het binnenste van die hersencel, een kermis aan krachten een belangrijke rol. Oké, daar ben ik het mee eens, maar er is toch ook steeds die binaire drempel. Een finale stap die op zijn minst het gevoel geeft dat er ‘iets’ is dat al die conflicterende informatie verbindt tot een emergent -durf ik te zeggen bezield- beslissend moment. Je zou er haast een Godsbeeld van ontwikkelen, maar het geïnstitutionaliseerde geloof heeft voor mij wel hele hoge drempels. Ik snap gelovigen trouwens heel goed. Het is een manier om houvast te vinden in een chaotisch wereld en grappig genoeg doen drempels in de meest brede zin dus precies hetzelfde.

Zeker ook binnen ons mooie vak ben ik erg geïnteresseerd in welke ingrediënten het verschil maken, we schreven er indirect al eens eerder over. Wat John, is de drempel in onze zorg die de waterscheiding vormt tussen een goed en een echt betekenisvol gesprek? Tussen een cliënt die zijn verhaal heeft kunnen doen en een cliënt zich daadwerkelijk gehoord heeft gevoeld. Die vragen kunnen we beter niet aan de filosofen over laten, dus ik dacht dat wij tweetjes daar maar eens in moesten duiken.

Zo af en toe heb ik een laatste behandelgesprek met een cliënt, wanneer onze zorg niet meer nodig is. Zoals jij weet wordt zo’n besluit vaak in gezamenlijkheid gemaakt tijdens een behandelplanbespreking, het liefst met alle belangrijke naasten en hulpverleners aan tafel. Is die werkwijze eigenlijk niet betuttelend of stigmatiserend? Ik denk dat een gemiddelde neuroloog zich dood zou schrikken bij de gedachte dat voorafgaand  aan de beëindiging van zorg eerst een zevental personen uitgebreid hun mening mogen geven over de haalbaarheid daarvan. Dit eventjes als een advocaat-duivel-gedachte, want ik vind het eigenlijk wel goed dat wij zo systemisch werken. Onze zorg raakt toch meer aan de persoonlijkheid en de sociale inbedding van de cliënt, dan bij een patiënt met een focaal neurologisch probleem. Aan de andere kant, wanneer een behandelplanbespreking zich ontvouwt tot een soort moreel tribunaal, met al te sterk bepalende naasten, moet ik soms alle zeilen bijzetten om daar begrip voor te blijven houden. Daar ben ik eigenlijk niet zo trots op, maar ja, dan vuren mijn celletjes toch een beetje de andere kant op.

Het mooiste vind ik het als de cliënt zelf bij mij, één op één, begint over de mogelijkheid om uitgeschreven te worden. Mensen hebben zo’n vraag vaak opvallend goed voorbereid, alsof ze een proeve van bekwaamheid moeten afleggen. Soms zijn ze zichtbaar gespannen over mijn reactie. Heel, heel erg vaak is die wens meteen navolgbaar, door een organisch en natuurlijk bereikte drempel van herstel, die aangevoeld wordt door ons allebei. Ik vraag dan altijd wat het beste en het slechte aspect van mijn deel van de behandeling is geweest. Opvallend is dat mijn medicatieadviezen ongeveer even vaak in het goede als in het slechte bakje kunnen vallen, maar er is altijd eenduidigheid over het volgende. Het meest tevreden zijn cliënten wanneer ze zich echt gehoord en een gelijkwaardige gesprekspartner hebben gevoeld, bij een niet-normerende erkenning voor hun eigenheid. Naast het voelen van het soort vertrouwen dat echt aan je blijft kleven, als een soort vriendelijke reus, ook lang nadat je de spreekkamer uitloopt. Vertrouwen dat deels is gevormd door de houding van de hulpverlener om ook onzekerheden, verdriet en kwetsbaarheden van de cliënt te kunnen verdragen en uit te stralen: jij mag zijn wie je bent, jij kan dit. De psycholoog Donald Winnicott is wereldberoemd geworden met de term die past bij dit fenomeen, het bieden van ‘holding’.

Kort gezegd denk ik dat aan het einde van een succesvol behandeltraject één ding echt belangrijk is: dat die denkbeeldige vriendelijke reus van vertrouwen op de schouder van de cliënt is gekropen.

Ik ben zo benieuwd naar wat jij als ervaringsdeskundige nu denkt over de aspecten van hulpverlening die het echte verschil maken. Heb je vertrouwen en holding ervaren van hulpverleners, hoe lukt het jou zelf om dat te kunnen bieden?

Want jij drijft op ervaringen als stuwende kracht en bent niet zo besmet geraakt met al de koude kennis over zenuwcellen, prikkeldrempels, neuronale netwerken en epi-genetica. Ook allemaal best belangrijk trouwens. Maar je kan daar ook zomaar in verdrinken en de kern van goede psychische hulpverlening uit het oog verliezen: niemand verdient het om zich eenzaam te voelen in een regenachtig, donker bos waar het kampvuur is gedoofd. Het is aan ons om dan menselijkheid te bieden, mee te denken, het vuur weer te laten branden, een hand uit te steken en pas weer los te laten wanneer de zon door de takken valt.

Daar geloof ik echt in en die houding behoeft nou ook weer niet zo heel veel hardcore kennis.

Mijn eindexamendochter zei laatst dat sommige dingen die zij moet leren ‘best wel’ interessant zijn, maar dat ze ook wel zonder zou kunnen leven. Een puberbrein om te koesteren, op de drempel van volwassenheid.

Tot snel schrijfs weer grote vriend!   Roland

                                                ————————–

Hoi Roland, man met veel talent om mensen op het rechte pad te houden ook al blijven ze volhouden een andere weg op te willen gaan waarvan jij weet dat die weg niet zo goed voor ze is.

Het begrip vuren wat je beschrijft en dan met name bij pubers herken ik zo erg. De ontwikkeling waar je inzit gaat zo snel en naast de hormonen groeit je brein verder. Maar dit gaat gelukkig heel je leven door. Als puber ging ik naar boven en keek in de spiegel boven de wasbak en dichtte mezelf allerlei kwaliteiten toe zoals dat ik toch wel heel knap, beresterk, en super slim was. Ik verkleedde me dan wel 20 keer in andere setjes, want ik zou die avond weer gaan stappen en moest zeker stralen. Mijn hormonen maakten overuren dat begrijp je wel. Ik ben benieuwd hoe dat bij je dochters is of voordat ze uitgaan er ook een modeshow van maken. Of zijn ze die fase al voorbij?

Het bijzondere van vuren bij een psychische aandoening is dat je het ene moment je goed voelt en blij bent met jezelf. Het andere moment allemaal bewijzen ziet dat je afwijkend bent. En je er beter maar niet meer kunt zijn. Klinkt heftig als ik dit zo schrijf maar overkomt veel mensen. Hoewel ik hersteld ben laat deze dynamiek mij dan nooit meer echt los ook door verlieservaringen. Als een cel kan ik zowel negatief als positief zijn en dan van beiden vooral te! Of heeft dat te maken met de bipolaire component die ik in mijn psyche heb? Zoals ik een relatie begon en zo verliefd was dat de breuk wanneer het uitging als het einde van de wereld voelde. Natuurlijk is dit normaal maar is dan aan de dood denken niet een beetje te onvolwassen of puberaal? In die toestand heb ik lang gezeten, geen wonder dat ik een adolescentenpsychose kreeg…. Bij pubers die nog niet zo ver vooruit kunnen denken is de vraag aan de ouders en andere volwassenen of het niet logisch is dat die een beetje bij moeten sturen. Rationeel denken is vaak best goed zonder aannames dat die ander dom is. Voor de psychoten en neuroten zoals mij wel lastig om ook die drempel te ervaren op een gezonde manier. De drempel dat iets je interesseert wanneer je uit balans bent kan hoger of lager zijn dan bij de gemiddelde mens. Vandaar die verzamelaars, kunstenaars en die notoire klagers zijn toch allemaal mensen die daardoor een ander wereldbeeld hebben. Sommigen functioneren dan niet helemaal volgens de norm. Ik had zelf obsessies rond mijn twintigste om de ware liefde te vinden maar het waren alleen maar onenightstands. Aan de andere kant isoleerde ik en keerde mij af van de maatschappij. Dus beide drempels trokken mij aan. Nou doe ik een gevaarlijke uitspraak: het hebben van een psychische aandoening geeft zo veel stress dat je alleen met jezelf bezig bent en niet meer kunt zien dat die ander ook mee moet bewegen met jou. Daar kan dan weer onbegrip of ruzie uit voortkomen wat ook weer niet de bedoeling kan zijn, want het is toch al een vervelende periode ook wanneer je naaste uit balans is. Ruimte om zaken een plekje te geven is voor alle partijen van belang.

Zoals je weet ben ik ook met school bezig en kom mezelf daarin behoorlijk tegen. Ik ben dan onzeker over mijn opdrachten en of ik wel gezien word door mijn docenten en medestudenten. Voel me er dan bij hangen maar ook heel vaak heb ik wel goede leuke contacten met de anderen en geeft me dat moed om verder te gaan.  Maar het zou me niet verbazen wanneer het niet lukt met deze opleiding. Fijn is het dan wel dat een medestudent mij zo goed helpt, waardoor ik weer verder kan. Ik vind studeren erg leuk maar heb een hekel aan het moeten wachten op een beoordeling of bevestiging wat nu het geval is. Ik trek het dan al gauw in het negatieve en zie alles donker en voel me weer die puber die een groot beklemmend minderwaardigheidscomplex ontwikkelt. Ik ga met die boodschappen in mijn hoofd naar bed en sta ermee op. Heel ongezond en geeft me veel stress. In die fase zit ik nu. Hoe doen je dochters dit in die fase?

Je vraagt over een gesprek wanneer dat betekenis heeft?  In mijn eigen behandeling met hulpverleners is de betekenis dat het moet liggen tussen realisme en humor maar ook zingeving en terugkoppelen naar mijzelf. Dus niet alles weglachen, serieus kunnen zijn, uitleg geven en kijken wat deze boodschap of mening van de hulpverlener met mij doet en hoe ik naar mezelf kijk. Maar deze mix van componenten kan voor eenieder verschillend zijn. Ik denk dat jij dat wel goed aanvoelt bij mensen maar het blijft koorddansen. Als ik fouten maak in het contact met mensen ligt dit heel gevoelig. Dat zijn lastige momenten als mensen afhaken of contact gaan vermijden. Voor mij als ervaringsdeskundige maakt dit het nog lastiger omdat ik vaak persoonlijk ben met mensen en ook mijn eigen stuk deel. Meestal is er een logische reden zoals dat men meer is gaan werken of dat men een relatie heeft gekregen.

Omdat ik nu aan het afstuderen ben denk ik veel aan mijn ouders die er niet meer zijn. Ik neem ze met mij mee in heel het proces. Het geeft me steun dat ik nu als volwassene kan zien en voelen hoe ze mij altijd geholpen hebben. Daar ben ik dankbaar voor. Ik doe deze studie dan ook uit de overtuiging dat zij dit zo graag hadden gezien. Jouw puberdochter beseft wellicht niet zo goed dat het voor jou ook fijn is dat ze slaagt. Het geeft dan de geruststelling dat ze sterker staat in deze maatschappij. Mijn ouders hadden dit zeker toen ik de mbo en hbo op latere leeftijd behaalde. Ze waren trots.

Ik weet ook wel dat mensen met een psychische aandoening niet altijd succesvol zijn en vaak verlies en mislukking achter elkaar hebben. Voor mij als mens met een aandoening is het ook een hele opgave. Ik herinner mij de dagen dat ik in de WAO zat en zeeën van tijd had maar geen geld. De dagen met koffie en sigaretten in de beschermde woonvorm. De gesprekken met anderen die een psychische aandoening hadden waar ik mijn verhaal aan kwijt kon. Geld was eigenlijk niet van meerwaarde maar het contact, het gezelschap, vriendschap was de waarde van die dagen. Die tien jaar met opnamen hebben mij gemaakt tot wie ik ben zoals de dalen maar ook de hoogtepunten. Ik heb ervan geleerd dat contact met andere mensen en iets doen voor elkaar de grootste waarde is.  Vaak voelde ik me door deze contacten minder ziek en meer in evenwicht dus besloot ik met zorg van de GGZ te stoppen. Zoals jij dat heel goed beschreef met cliënten die willen stoppen met GGZ, want zo ging het bij mij ook. Dit zonder zorg zijn ging in het begin goed totdat ik met medicatie stopte. Het stoppen met medicatie is ook een obsessie voor veel mensen en was het zeker voor mij. Hoewel er nu vaak over gesproken wordt dat medicatie nemen negatief is en niet helpend en levens verwoest. Dat vind ik te bont. Juist mensen die een (kleine) dosis blijven gebruiken vallen vaak minder of helemaal niet terug. Daar heb ik mijn eigen ervaring gekregen dat medicatie ondersteunend kan zijn in het proces van herstel. Ik denk dat medicatie ook versuft en verlamd waardoor je minder het vuren ervaart. Ik geloof dat ik nu een ratjetoe maak van jouw inzicht en uitleg die je geeft maar misschien is dat normaal voor mij om informatie naar mezelf toe te brengen. En doet niet iedereen dat op zijn eigen manier? Natuurlijk neemt de medicatie wel een deel van je eigen ik af. Het liefste zou ik ook zonder zijn maar ik besef dat dit niet kan. Het is een kwestie van balans zoeken om GGZ zorg te blijven gebruiken op een manier zoals je dat zelf wil. Wat is er mis mee te praten over wat je dwarszit en dat heel je leven lang, want hulpverleners bieden toch een luisterend oor. Dat is beter dan met je buurvrouw ruzie maken. Je vertelt over de binding en holding door ons team bij de mensen die wij begeleiden en behandelen. Zij komen hierdoor verder, want ze worden gezien en gehoord. Dat maakt het voor mij prettiger om te werken los van protocollen en regels. De behandelplanbesprekingen waar jij over vertelt zijn daarvan een voorbeeld maar niet altijd een succes omdat de mens overdonderd kan worden door de situatie zo aan tafel met iedereen. Het maakt het ook wel officieel en doet recht aan het pad van eenieder. Als je een dag meemaakt op onze locatie is het altijd met veel ruimte voor contacten tussen het team en de cliënten. Het is dan altijd een film die net even anders is dan de vorige dag. Dat mensen elke dag komen om te praten en elkaar te ontmoeten is een groot goed. Dat is eigenlijk een teken dat we het als team heel goed doen!

Roland bedankt voor je brief er zat veel stof tot nadenken in. Ik hoop dat er binnenkort weer een vlag waait aan de gevel van jouw woning dat er weer één is geslaagd!

Met zomerse groeten John.